Oradour-sur-Glane
Postkantoor Anno 2016
gedenkplaats voor Madame Rouffanche

Via een trapje achteraan in de kerk kan Madame Rouffanche tot het middelste van de drie ramen komen, ze klimt door het raam en valt naar beneden achter haar volgt de 23 jarige Henriette Joyeux met haar zeven maanden oude baby. Henriette gooit haar baby uit het raam zodat madame Rouffanche de baby kan opvangen maar dit mislukt en de baby komt op zijn hoofdje terecht. Henriette kan ook ontsnappen uit de kerk en vlucht met haar baby van de kerk weg door het gehuil van de baby worden ze verraden en de Duitsers nemen hen onder vuur , ze komen samen om het leven. Madame Rouffanche geraakt ook gewond door de kogels maar kan zich in veiligheid brengen en houd zie schuil tot de volgende dag 17 uur. Ze moest drie kinderen achterlaten ( twee dochters en een kleinkind).

Het bloedbad van Oradour-sur-Glane

 

 

Vond plaats op 10 juni 1944 in de Franse plaats Oradour-sur-Glane. Het dorp werd die dag door het eerste regiment 'Der Führer' van de 2. SS-Panzer-Division Das Reich ingesloten en uiteindelijk verwoest. Bij deze overval werden 642 mensen vermoord. Slechts zes personen overleefden het bloedbad.

 

 

Het legeronderdeel dat de wraakactie uitvoerde

 

Het legeronderdeel stond onder bevel van generaal Lammerding, majoor Adolf Diekmann, kapitein Kahn en luitenant Heinz Barth. Ook zouden Elzasser soldaten deel hebben uitgemaakt van deze divisie. Deze Franse soldaten zouden gedwongen zijn om deel uit te maken van Lammerdings elitetroepen.

 

 

De aanleiding

 

Waarschijnlijk was het bloedbad een wraakactie. Als aanleiding wordt wel de actie genoemd van het Franse verzet op 8 juni 1944. Toen werd in Saint-Junien, een plaatsje nabij Oradour, een spoorbrug opgeblazen. Hierbij werden twee Duitse soldaten gedood, waaronder SS-Sturmbannführer Helmut Kämpfe, die een persoonlijke vriend was van majoor Diekmann, onder wiens bevel het regiment stond dat de massamoord in Oradour pleegde.

 

Uitvoering

 

De operatie vond plaats op zaterdag na 12.00 uur. De Duitse majoor Diekmann bracht alles in paraatheid om richting Oradour te gaan. Zijn colonne arriveerde om 13.30 uur in Oradour. Binnen een half uur was het gehele dorp omsingeld en alle in- en uitgangen en toegangswegen werden afgesloten. Diekmann richtte een boerderij, die tussen Oradour en het dorpje Bordes lag, in als commandopost. Het in der haast bedachte plan bleek koel en efficiënt. Als reden voor de overval werd een routinematige identiteitscontrole opgegeven, waartoe alle inwoners zich op het marktplein moesten verzamelen. Daarna werden mannen en vrouwen gescheiden. Rond 16.00 uur begon de executie met een ontploffing in het kerkgebouw waar de vrouwen en kinderen zich verzameld hadden.

 

 

Proces in Bordeaux

 

Op 12 januari 1953, drie jaar na het afsluiten van het onderzoek, begon voor de militaire rechtbank te Bordeaux het proces tegen 21 beklaagden waaronder de reeds in 1951, voor het Bloedbad van Tulle ter dood veroordeelde Lammerding. Deze verbleef echter in Düsseldorf en ondanks herhaalde aanvragen werd hij niet uitgeleverd. Ook Heinz Barth stond terecht samen met veertien zogenaamde Malgré-Nous (Fransen uit de Elzas die tijdens de Duitse bezetting na de annexatie in het Duitse Rijk vanaf 1942 onder dwang ingelijfd waren bij de Wehrmacht of de SS). Slechts een van hen ging vrijwillig in dienst. In eerste instantie voorzag de Franse wet op oorlogsmisdaden echter niet in de mogelijke vervolging van landgenoten. Slechts na een bezoek van de Franse president Vincent Auriol aan Oradour in 1947 werd op 15 september 1948 door de Assemblée Nationale een wet goedgekeurd die voorzag in een groepsverantwoordelijkheid voor oorlogsmisdaden, in zoverre deze groep tijdens de Processen van Neurenberg als criminele organisatie erkend was. Dit was het geval voor de SS.

 

In eerste instantie vochten de advocaten van de Elzassers, onder wie de stafhouder van de balie van Straatsburg en oud-gedeporteerde Mr.Schrechenberg de rechtsgeldigheid van de vervolging op basis van de wet van 1948 aan maar zonder succes. Tijdens de daaropvolgende verhoren ontkenden op een na alle beklaagden hun betrokkenheid bij het bloedbad. Maar nog tijdens het proces op 27 januari wordt de wet van 1948 na hevige debatten in het parlement afgeschaft. De voorzitter van de rechtbank besloot echter dat het proces tegen de beschuldigden zou worden voortgezet op basis van de individuele verantwoordelijkheid van de beklaagden.

 

Het vonnis viel in de nacht van 12 op 13 februari 1953. Van de Duitse beklaagden werd sergeant Lenz ter dood veroordeeld. Een enkele die zijn afwezigheid tijdens het bloedbad kon bewijzen werd vrijgesproken. De anderen kregen straffen van tien tot twaalf jaar dwangarbeid. De Malgré-Nous kregen straffen van vijf tot twaalf jaar dwangarbeid of vijf tot acht jaar gevangenis. Alleen de Waffen-SS vrijwilliger werd ter dood veroordeeld voor landverraad.

 

Het vonnis zorgde meteen voor protest in de hele Elzas, en parlementslid Pierre Pflimlin, verkozene uit de streek, stuurde een spoedtelegram naar René Pleven, de minister van Defensie, met de vraag tot onmiddellijke opschorting van de straffen tegen de dertien Elzassers. De minister wees de vraag af, maar liet weten dat een wetsvoorstel tot amnestie bij hoogdringendheid kon behandeld worden. Al op 17 februari 1953 werd een voorstel daartoe ingediend, door leden van alle politieke partijen behalve de communistische, en op 19 februari 1953 werd de wet met 319 stemmen tegen 211 goedgekeurd. In de ochtend van de 21e werden de dertien al vrijgelaten en waarna zij terugkeerden naar hun families in de Elzas. De vijf Duitsers zagen hun straffen verminderd worden en kwamen enkele maanden later reeds vrij. De twee doodstraffen werden in september 1954 omgezet in levenslang. De bij verstek veroordeelden bleven geheel buiten schot.

 

Toen dit in Oradour bekend werd, stuurde de burgemeester de onderscheiding Légion d'honneur terug die het dorp na 1945 van de regering had ontvangen. Gedurende de zeventien jaren die volgden verbrak Oradour alle betrekkingen met de overheid en ook weigerde men om de resten van de slachtoffers bij te laten zetten in het monument dat door de Staat zou worden opgericht.

 

 

Proces in Oost-Berlijn

 

Barth was onder een valse identiteit uit Frankrijk naar de DDR gevlucht, maar werd in 1981 in Oost-Berlijn opgepakt. Daar werd hij in 1983 door een Oost-Duitse rechtbank tot levenslange gevangenisstraf veroordeeld. Zijn kompanen waren inmiddels al overleden. In 1997 werd Barth om gezondheidsredenen vrijgelaten.

 

 

Herinnering

 

In de euforie van de geallieerde invasie en de daarop volgende vrede in mei 1945, is de tragedie van Oradour eigenlijk ongemerkt aan de wereld voorbijgegaan. Na het bloedbad van het Tsjechische dorp Lidice (10 juni 1942) in Tsjecho-Slowakije volgde een golf van sympathiebetuigingen, maar de slachtoffers van Oradour raakten lange tijd in de vergetelheid.

 

 

Centre de la Mémoire

 

Bij de ingang van het dorp is in 1999 een museum ingericht, het Centre de la Memoire. Het is een ondergronds museum. Wie de ingang van het museum passeert komt midden in het dorp weer bovengronds. Daar zijn alle ruïnes nog in de staat van na de verwoesting. Kleine plaquettes op de huizen geven aan of er een winkel, kapperszaak, garage of kledingatelier gevestigd was. Alles is zo gelaten zoals het de fatale dag is achtergelaten, inclusief de auto van de huisarts, die nog op het dorpsplein staat.

 

 

De Gaulle

 

Kort na de oorlog kwam Charles de Gaulle naar Oradour. Hij besliste dat de resten van het oude dorp de functie moesten verkrijgen van monument. Hij besloot tevens dat het nieuwe Oradour op een steenworp afstand weer opgebouwd zou worden. De resterende inwoners van Oradour woonden enige jaren in primitieve omstandigheden totdat het nieuwe Oradour in 1953 werd ingewijd. De regering besloot dat de bevolking van Oradour rouwkleding zou moeten dragen en dat het nieuwe Oradour ook deze sfeer moest uitademen. Oradour mocht alleen de grijze kleur hebben.

 

Adolf Diekmann

(8 december 1914, Magdeburg – 29 juni 1944, Normandië)

 

Was een Duitse militaire officier en verdacht oorlogsmisdadiger. Diekmann hield de rang van SS-Sturmbannführer (majoor). Hij had het bevel over een bataljon van het regiment "Das Reich" van de Waffen-SS. Mannen van dit bataljon waren verantwoordelijk voor het bloedbad van Oradour-sur-Glane, waar 642 bewoners werden gedood (245 vrouwen, 207 kinderen en 190 mannen).

 

 

Diekmann was de hoogste officier aanwezig.Voor de oorlog genoot hij zijn opleiding aan de SS-Junkerschule. Hij kwam om het leven op op 29 juni 1944 aan het Normandische front gedurende Operatie Overlord.

 

Diekmann is nooit berecht voor de feiten die hij gepleegd heeft in Bordeaux, maar hij is uiteindelijk verantwoordelijk gehouden voor het bloedbad van Oradour-sur-Glane op 10 juni 1944.

 

Zijn graf bevindt zich op de Duitse begraafplaats van La Cambe Duitse oorlogsbegraafplaats in blok 25, rij 4, graf 121.

Adolf diekmann

graf adolf Diekmann op La Cambe

Toen en nu

Oradour sur Glan
grand rue
rue emile desourteaux
tram station 1930
Place du Camp de Foire
Avenue de la Gare

Helmut Kämpfe

(31 juli 1909, Jena - 10 juni 1944 , Frankrijk)

 

Helmut Kämpfe

Was een duitse militaire officier met de rang van SS-Sturmbannführer. Hij werd bekroond met het Ridderkruis van het Ijzeren Kruis die werd toegekend aan een extreme slagveld ,moed of succesvolle militaire leiding. Hij was ook beziiter van het zeldzame Nahkampfspange in goud (slecht 631 personen hebben deze gekregen)

 

Helmut Kämpfe werd op 9 juni 1944 door het Franse verzet onder leiding van Jean Canou gevangen genomen , de volgende dag overleed Kämpfe over dit overlijden bestaan twee versies ofwel is hij gedood (terechtgesteld)door het verzet of heeft het verzet Kämpfe neergeschoten tijdens een ontsnappingspoging.

 

Tabernakel in de kerk na de brandstichting
Tabernakel anno 2016
Postkantoor van Oradour-sur-glane
Kerk Oradour-sur-Glane
Kerk anno 2016
Marguerite Rouffanche
Achter zijde van de kerk , uit he tmiddelste raampje wist Roussanche te ontsnappen